Afbeelding

Dierenkliniek Wolvega: de rol van voedings- en bewegingsmanagement drachtige merrie

Verzorging Opvallend Veterinair

Genetica en lichaamsbouw zijn zeer belangrijke factoren voor een veulen om uit te groeien tot een topatleet. Dat weet iedere fokker. De managementaanpak rond voeding en training vormt de sleutel om een beloftevolle atleet tot zijn maximale potentieel te laten uitgroeien. Wat vaak onderschat wordt, is de voeding van de drachtige merrie. De invloed van de voeding van de merrie op de gezondheid van het veulen krijgt de laatste tijd meer en meer de aandacht.

Dieet van de drachtige merrie

Recent onderzoek heeft aangetoond dat het dieet van de merrie tijdens de dracht wel degelijke een belangrijke invloed heeft op het veulen, ook na de geboorte. Blijkbaar bestaan er een aantal cruciale episodes tijdens de dracht, welke voedingsvoorwaarden voor de merrie een rechtstreekse rol spelen in het wel of niet ontstaan van gezondheidsproblemen in het latere leven van het veulen. 

Zo zou een tekort aan koper een rol spelen in het latere ontstaan van OCD bij het veulen. Ook de hoeveelheid energie en de vorm waaronder die wordt aangeboden in het dieet van de drachtige merrie en later van het opgroeiende veulen, speelt een rol in het latere ontstaan van eventuele insulineresistentie.

Suikermetabolisme veulen

Om het helemaal ingewikkeld te maken, heeft ook de voedingsstatus van de merrie (te dik of te dun) en haar genetische blauwdruk invloed op de insulinegevoeligheid van het veulen. Dit is op een heel elegante manier aangetoond in embryotransferstudies, waarbij dravers geboren uit ponymerries, insulinegevoeliger waren, terwijl pony’s geboren uit trekpaarden minder insulinegevoelig waren. Weliswaar was het effect één jaar na de geboorte niet meer meetbaar, toch denkt men dat de voeding en voedingsstatus van de merrie wel degelijk lange termijn invloed heeft op het latere suikermetabolisme van het veulen. 

Dit is toch wel een belangrijk gegeven om rekening mee te houden bij het management van de drachtige merrie. Blijkbaar spelen genetische factoren dus een belangrijke rol, maar evenzeer omgevingsfactoren. Met een moeilijk woord noemt met dat ‘epigenetica’.

OCD en dieet merrie en veulen

Ook het voorkomen van OCD zou kunnen worden beïnvloed door diëtaire aanpassingen in het rantsoen van de merrie en het opgroeiende veulen. OCD is deels erfelijk bepaald, echter in welke mate dit plaats zal vinden in een bepaald veulen, hangt sterk af van de voeding en beweging van het veulen. Een goed uitgebalanceerd rantsoen en de juiste types energievoorziening tijdens de dracht en in het jonge leven, kan een preventief effect hebben op het ontstaan van OCD. 

Zo zou OCD in de hand gewerkt worden door diëten die gepaard gaan met hoge bloedsuikerspiegels. En het is algemeen bekend dat het ene paardenras op eenzelfde dieet met veel hogere bloedsuikerspiegels kan reageren dan een ander paardenras. Rantsoenen die hoge bloedsuikerspiegels uitlokken na opname, zijn zeer onnatuurlijk voor een diersoort die door de natuur ontworpen is om permanent te grazen. De hoge bloedsuikerspiegels lokken hormonale reacties uit die een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van beenderen. 

Ook een relatief te snelle groei, vooral ten tijde van een niet goed uitgebalanceerd dieet (koper en andere mineralen), zou de ontwikkeling van OCD in de hand kunnen werken. 

Sprinter of stayer?

Ieder paardenras heeft zijn eigen unieke samenstelling wat betreft spiervezeltypes. Arabisch volbloeden bijvoorbeeld zijn dé endurancepaarden bij uitstek en hun spieren zijn hoofdzakelijk opgebouwd uit ‘marathon spiervezels’. Quarter horses zijn net het tegenovergestelde en zijn te vergelijken met humane sprint atleten (korte explosieve arbeid). 

De verschillende spiervezeltypes worden tijdens verschillende periodes in de dracht aangemaakt en ondervoeding in een specifieke periode kan leiden tot onderontwikkeling van dat type spiervezel.

Voeding en luchtwegproblemen

Uit onderzoek bij kinderen is gebleken dat voldoende anti-oxidanten in de voeding tijdens de zwangerschap het ontstaan van luchtwegproblemen in het latere leven, zoals astma, verminderen. De aanmaak van een gave belijning van de longblaasjes en de aanmaak van voldoende elastische vezels in de longen, hangt af van voldoende beschikbaarheid van vitamine A en vetzuren in het dieet tijdens het opgroeien. 

Ook hebben bepaalde vetzuren een belangrijke rol in het ontwikkelen van het zenuwstelsel en de hersenen. Na de geboorte is het van belang dat de voeding past bij de groei en ontwikkelsnelheid van de verschillende organen. Snel groeiende veulens maken bijvoorbeeld meer bot aan en hebben derhalve meer calcium, fosfor en lysine (essentieel aminozuur) nodig.

Geen eenheidsworst


Te weinig of slechte kwaliteit voeding is een beperkende factor in de ontwikkeling van een individueel paard. En steeds meer en meer komt de wetenschap tot het besef dat deze voedingsbehoeften voor verschillende paardenrassen en te beoefenen sporttakken geen eenheidsworst zijn. Onze inzichten wat dat betreft staan nog maar in de kinderschoenen wat paarden betreft, iets wat je soms zou betwijfelen als je kijkt naar het steeds toenemend aanbod ‘speciale’ krachtvoeders die door firma’s worden aangeboden, zelden door gedegen studies onderbouwd, maar handig gekopieerd uit het gezelschapsdieren ideeën pakket. 

De wetenschap kijkt naar hoe we de voeding van verschillende leeftijden, rassen en disciplines kunnen optimaliseren. Bij gezelschapsdieren is men wat dat betreft al een heel stukje verder gevorderd met individueel aangepaste rantsoenen voor verschillende leeftijdscategorieën (junior versus senior) en frequent aangetroffen kwaaltjes (overgewicht, gevoelig maagdarmoestelsel, gevoelige gewrichten, etc.).

Voeding en opvoeding

Recent onderzoek heeft aangetoond dat sterk emotionele paarden en paarden die overwegend angstig reageren op nieuwe prikkels, minder goed lijken te scoren in leerprocessen. Uiteraard speelt de genetische achtergrond een belangrijke rol in het karakter dat getoond wordt door een paard. We weten allemaal dat bepaalde familiale lijnen bericht zijn om hun ‘heet’ gebakerde paarden. Daarnaast wordt het karakter van het paard gevormd door zijn omgeving en de ervaringen die het opdoet tijdens het leven. 

Maar wat nieuw is, is dat voeding blijkbaar ook zijn invloed heeft. Er zijn wetenschappelijke aanwijzingen dat het verlagen van de zetmeel en suiker inname en het geven van een rantsoen rijk aan olie en vezels, leidt tot minder gestreste en kalmere veulens na het spenen. Deze veulens zijn ook meer onderzoekend in een reeks van temperamenttesten. Docosahexaenoic acid (een omega 3 vetzuur) is belangrijk voor de hersenfunctie en wordt snel opgestapeld in de hersenen van het ongeboren veulen tijdens het laatste deel van de dracht. 

Het lijkt noodzakelijk te zijn voor een optimale hersenontwikkeling. Men weet echter nog niet of supplementatie ervan veulens oplevert met positief gedrag.

Voeding tijdens opgroeien


Ook de ideale eiwitsamenstelling voor groeiende veulens is voer voor onderzoek. Welke aminozuren zijn essentieel en welke zijn als eerste de limiterende factor? Een ander terrein van onderzoek is het microbioom. Dit is de samenstelling van de darmflora en de verschillende soorten voeding en supplementen die de darmflora kunnen beïnvloeden. Het bestuderen van de samenstelling van de darmflora laat zien dat veulens reeds vanaf de leeftijd van twee weken vezels kunnen verteren, naast merriemelk. 

De volledige capaciteit hiervoor wordt op een leeftijd van twee maanden bereikt. Bij andere diersoorten, maar ook bij de mens, blijkt dat het belangrijk is dat de juiste darmflora zich op vroege leeftijd in kan stellen. Het uitstellen of ontbreken hiervan kan leiden tot allergieën en immuun gemedieerde darmaandoeningen op latere leeftijd.

Sportblessures

De belangrijkste oorzaak voor het vroegtijdig beëindigen van een sportieve carrière van een paard zijn sportblessures, zoals pees-, spier- en gewrichtsletsels. Het is zeer belangrijk dat een paard in voldoende mate en op professionele manier wordt getraind en voorbereid op de competitie waaraan het moet deelnemen. 

Hoe minder oordeelkundig de voorbereiding, hoe groter de kans op blessures. Onderzoek heeft nu ook aangetoond dat de beweging die een paard heeft gehad tijdens de opgroeiende jaren, evenzeer een belangrijke invloed heeft.

Permanente weidegang

Onderzoek naar de microstructuur van de gewrichten van veulens, heeft aangetoond dat veulens die permanente weidegang hebben gehad in hun jeugd, de sterkste gewrichten en beenderen ontwikkelen. De veulens die permanente boxrust kregen in dat onderzoek, hadden een duidelijk inferieur rijpingsproces van hun beenderen en gewrichten. 

Een vervolgonderzoek heeft de effecten van vroegtijdige training op de beenderen en gewrichten van jaarlingen onderzocht. Hieruit bleek dat vroegtijdige vakkundig gedoseerde training resulteerde in gezondere kraakbeencellen, een gevorderde rijping en sterkere botten. Dezelfde effecten werden gezien in de buigpezen. De pezen van veulens met veel weidegang en vroege training waren dikker en van betere kwaliteit.

Pasgeboren veulens horen niet op stal

Dit is toch wel een eye opener voor veel paardeneigenaren. De verleiding is vaak groot om pasgeboren veulens langere tijd op stal te houden, of als ze juist zeer vroeg in het seizoen geboren worden, juist permanent op stal te houden, omwille van slechte weersomoestandigheden. Botten, spieren, pezen en banden zijn geen statische onveranderlijke structuren, maar remodelleren continu onder invloed van belasting. 

In tegenstelling tot wat je zou denken, is bot geen structuur met een homogene en constante samenstelling, maar reageert het op verschillen in belasting. Daar waar de belasting in een gewricht het hoogst is, heeft het bot en het kraakbeen de sterkste en meest compacte inwendige structuur. Dit wordt reeds in de eerste vijf levensmaanden bewerkstelligd. Vroeg bewegen en veel bewegen is dus het advies.

Voeding van de atleet

Elk trainend paard heeft een rantsoen nodig dat voldoende vezels (ruwvoer) bevat voor een normaal functionerende dikke darm, voor normaal kauwgedrag en het voorkomen van stereotypieën. Daarnaast dient het rantsoen voldoende energie te leveren om aan de dagelijkse energiebehoeftes te voldoen en voldoende essentiële nutriënten te bevatten zoals aminozuren, vitamines en mineralen. 

Het paard is van nature een continu grazer, niet herkauwend en een typische dikke darm verteerder van ruwvoer. Hiervoor vertrouwt hij op een goed functionerend gebit wat in korte tijd ruwvoer zeer fijn kan malen. Om het maagdarmkanaal gezond en normaal functionerend te houden en om ongewenst gedrag in de vorm van stereotypieën en stress te voorkomen is een minimum van 15 gram droge stof/kg gewicht/dag nodig. Veel van onze topsportpaarden (renpaarden, springpaarden, polopony’s) komen hier zeker niet aan, maar ook veel van de recreatief gehouden paarden niet.

Alleen ruwvoer?

Studies in Zweden hebben aangetoond dat dravers op een acceptabel niveau kunnen trainen en racen op een puur ruwvoerrantsoen van hoge kwaliteit, zonder één gram krachtvoer dus. Kunnen onze topsportpaarden in andere disciplines (eventing, volbloed renpaarden, springpaarden) hun niveau volbrengen op een dergelijk rantsoen? Een mooie onderzoeksvraag voor de toekomst. 

Een paard is gemaakt om de hele dag door kleine beetjes ruwvoer tot zich te nemen. Het in maaltijden voeren van relatief grote hoeveelheden snel vrijkomende koolhydraten in krachtvoeders, afgewisseld met lange periodes zonder eten, is dus volstrekt onnatuurlijk . Het is dus niet verwonderlijk dat de prevalentie van maagzweren in onze sportpaardenpopulatie hoog is.

Natuurlijke leefwijze

De maag van een paard produceert continu maagzuur, ook wanneer deze leeg is. Ook de bufferende werking van speeksel dat vrijkomt bij kauwen, ontbreekt tussen de maaltijden door. Na de maag komt twaalf tot veertien meter dunne darm die maar zeer beperkt zetmeel kan verteren (mais is dus minder geschikt voor een paard). Een relatief grote hoeveelheid koolhydraten komt dan in de blinde darm terecht. 

De blinde darm is eigenlijk gemaakt om ruwvoer door vergisting te degraderen om de koolhydraten in de celwanden te kunnen gebruiken. Dit kan de vertering en de gezonde darmflora behoorlijk in de war schoppen. Concluderend kan worden gesteld dat de sportfysiologie van het paard volop in ontwikkeling is geraakt. 

Tot voor kort trainden en voedden we onze sportpaarden puur empirisch. Onderzoek zal uitwijzen of dit terecht was en waar we verbetering aan kunnen brengen. Eén ding is zeker: de beste preventie van blessures en maagdarmklachten ligt in het zoveel mogelijk rekening houden met de natuurlijk e leefwijze van het paard zelf en daarop het management te baseren. 

Afbeelding
Afbeelding