Kribbebijten
Kribbebijten Foto: Istockphoto.com

Feiten en fabels over stalondeugden

Verzorging Opvallend

Stalondeugden is een omschrijving van stereotiep gedrag van paarden op stal. De meest voorkomende ondeugden zijn luchtzuigen en weven. Hoe ontstaat dat gedrag, en kun je er iets tegen doen? Paardengedragsdeskundige dr. ir. Kathalijne Visser gaat in op zes stellingen over stalondeugden.

Tekst: Cindy Louwen 

1. Stalondeugden ontstaan uit verveling

‘Niet waar. Stalondeugden, ook wel stereotypieën genoemd, ontstaan wanneer een paard voor een langere tijd niet met de situatie kan omgaan. Het ene paard is gevoeliger voor het ontwikkelen van stalondeugden dan het andere. Voor een paard dat al gevoelig is, zijn de omgeving, omgang, training en/of management waarin het wordt gebracht bepalend bij het wel of niet ontwikkelen van ondeugden. 

Stalondeugden ontstaan dus vaak door stress. Bij het uitvoeren van stalondeugden komt er endorfine vrij in de hersenen van het paard. Deze stof werkt rustgevend waardoor de stress tijdelijk verdwijnt.’

2. Een paard met stalondeugden moet je straffen

‘Oneens. Een stalondeugd geeft aan dat het paard een manier zoekt om te kunnen omgaan met een suboptimale situatie. Het paard legt geen link tussen de straf en het ongewenste gedrag; straffen zal dus ook niet het gewenste resultaat geven. 

Het is beter om te zoeken naar een verandering in de omgeving, omgang, training en/of management.’ 

3. De middelen die verkocht worden tegen stalondeugden (zoals luchtzuigbanden) helpen niet

‘Eens. Ze helpen in elk geval het paard niet; het is slechts tijdelijke symptoombestrijding. Het paard wordt gehinderd in het uitvoeren van een stalondeugd, dus dat zie je niet meer. Maar het probleem blijft – namelijk dat het paard niet goed kan omgaan met situatie. 

‘Het zal dus een andere manier zoeken om dat te uiten. Dit kan ertoe leiden dat het een andere stalondeugd ontwikkelt. Uit onderzoek is gebleken dat paarden die een band om krijgen wel minder zuigen, maar ook agressiever gaan zuigen als de band af wordt gedaan.’

‘Onderzoekers zijn het erover eens dat hulpmiddelen niet bijdragen aan het welzijn van het paard, vooral als de oorzaak van het gedrag niet is aangepakt.’ 

4. Een paard dat eenmaal een stalondeugd vertoont, kan dit niet meer afleren

‘Deels eens. Het hangt ervan af in welk stadium het gedrag zich bevindt. Is de stalondeugd pas kort geleden ontstaan, dan zal een verandering in omgeving, omgang, training en/of management bijdragen aan vermindering, of de ondeugd zelfs helemaal laten verdwijnen. Is de stalondeugd al een tijd aanwezig, waarbij het heel vormvast is en goed voorspelbaar wanneer het paard het gaat uitvoeren, dan is de kans kleiner dat het zal verdwijnen bij genoemde aanpassingen.’

‘Het is echter wel altijd de moeite waard om íets te veranderen in de omgeving, want de kans bestaat dat de stalondeugd wel minder wordt. Onderzoekers zijn het erover eens dat het effectiever is stereotypieën te voorkomen dan te proberen ze uit te roeien.’

‘In de natuur besteden paarden zestien tot twintig uur per dag aan grazen en leggen ze grote afstanden af. Daarbij leven ze in sociale groepen met een duidelijke hiërarchie, wat ook voor gedomesticeerde paarden belangrijk is. Om stalondeugden te voorkomen is het dus aan te raden om paarden zoveel mogelijk sociaal contact met soortgenoten toe te staan.’ 

5. Een paard met een stalondeugd is een slecht voorbeeld voor de buurman

‘Oneens. Er wordt vaak gedacht dat paarden stalondeugden van elkaar overnemen, maar dat is niet zo. Een paard dat ergens nieuw op stal komt, wordt vanaf dat moment onder dezelfde omstandigheden gehouden als dat paard dat al een stalondeugd had, en kan dus ook een stalondeugd ontwikkelen. Onderzoek heeft echter niet kunnen aantonen dat het ene paard dit gedrag van kopieert van zijn buurman.’

6. Een paard met een stalondeugd is ongeschikt om mee te fokken

‘Oneens. Het ene paard heeft wel meer aanleg dan een ander paard; dus dat ligt wel deels in de genen. Of het paard ook daadwerkelijk een stalondeugd ontwikkelt, hangt vooral af van de omgeving waarin het komt, dat is dus niet van tevoren te zeggen.’

Dr. ir. Kathalijne Visser

In 1996 voltooide Kathalijne Visser de studie Zoötechniek aan de Wageningen Universiteit. Hierna deed zij vier jaar onderzoek naar het karakter van paarden bij ID-Lelystad en de Universiteit Utrecht. Naast haar werk bij Animal Sciences Group van de Wageningen UR heeft zij haar eigen bedrijf Horsonality (www.horsonality.nl) vanuit waar zij lezingen en trainingen verzorgt over paardenwelzijn en karakter. Tevens is zij onderzoekscoördinator van de International Society for Equitation Science. 

Simpel opgelost

Marieke Nieuwstraten heeft haar vijfjarige KWPN’er Evita (v. Gribaldi) al van veulen af aan in haar bezit. Van het voor- tot najaar staat de merrie dag en nacht buiten, in de winter gaan ze aan het eind van de dag naar binnen. Toen Evita twee was, merkte Marieke dat ze een stalondeugd begon te ontwikkelen. 

‘Ze stond in de achterste stal met maar één paard naast zich. Ik merkte op een gegeven moment dat ze onrustig werd zodra ik een van de andere paarden naar buiten bracht en ze begon lichtelijk te weven.’

‘Toen ik dat opmerkte, heb ik vrij snel besloten om haar van box te wisselen met een ander, minder sensibel paard. Vanuit de nieuwe box kan Evita meer andere paarden zien en kan ze ook naar buiten kijken. Sinds ik haar naar deze box heb verplaatst, heeft ze geen afwijkend stalgedrag meer vertoond. Ik denk dat ik er goed op tijd bij was, zodat het zich niet verder heeft kunnen ontwikkelen.’ 

Dit artikel is ook gepubliceerd in Hoefslag Magazine en online alleen te lezen door abonnees.