Afbeelding
Gemma Jansen

"Alles heeft een reden"

Harma heeft vanaf het moment dat ze met paarden kennismaakte, interesse gehad in zowel de biomechanica als het gedrag van deze viervoeters. Ze heeft dan ook verschillende cursussen en opleidingen gevolgd en de nodige kennis opgedaan, maar vooralsnog is ze niet uitgeleerd.

1 Was er thuis interesse voor paarden(sport) of ben je op een andere manier besmet geraakt met het 'paardenvirus'?

Mijn ouders hadden helemaal niets met paarden, maar mijn grootouders beide wel. Mijn grootvader werkte vroeger met paarden op de boerderij. Vanaf dat ik kon lopen, vond ik paarden leuk, evenals mijn zus. Als achtjarige ging ik voor het eerst naar de manege. Daar leerde ik onder het zadel rijden. Aan die manege was ook een menvereniging verbonden, zo ontstond de belangstelling voor mennen. Ik keek graag naar de menlessen en ben ook wel eens groom geweest. Totaal onvoorbereid werd ik achterop gezet en omdat ik niks wist van links of rechts zitten, kiepten we met kar en shetlander om. Daarna had ik niet zoiets van: ‘yes, dat ga ik weer doen.’

2 Toch ben je weer gaan mennen?

Inderdaad, ik ging naar de Wageningen Universiteit om Dierwetenschappen te studeren. Voor de studenten was er een paard beschikbaar. Daar werd ook mee gemend en in die periode heb ik mijn menbewijs gehaald en werd ik steeds fanatieker. Uiteindelijk ben ik wel gestopt met die studie. Ik ben veel meer een praktijkmens en was ‘studiemoe’, maar ik ben wel blijven rijden en mennen. Al tijdens mijn studie schafte de universiteit meer paarden aan en daarmee moest ook onder het zadel worden gereden. Om allemaal op dezelfde manier met de paarden om te laten gaan, is toen gekozen voor een instructrice die werkte volgens de Academische Rijkunst (AR). Dit was Marion Alblas. Zo ben ik met de AR in aanraking gekomen. Door haar hulp ging ik pas begrijpen waarom dressuuroefeningen nuttig waren en wat de juiste hulpen daarvoor waren. Ik ben me gaan verdiepen in de oude grootmeesters van het rijden. In tijden van oorlog was het hebben van een correct afgericht en gehoorzaam paard natuurlijk van levensbelang en niet te vergelijken met de proefjes die we tegenwoordig rijden.

3 Vind je dat echt?

Ja. In deze tijd, kijken we voornamelijk naar hoe het beeld van het paard er in de ring uitziet. Je paard academisch opleiden, betekent allereerst oog hebben voor het fysieke en mentale welzijn van je paard. Je gebruikt dressuur dan alleen om je paard mentaal en fysiek te verbeteren, zodat het dier samen met jou wil en kan werken. We gebruiken het paard dus niet voor het reproduceren van een bepaald plaatje of kunstje. Elke oefening heeft een logische plaats in een trainingsopbouw met als doel je paard geleidelijk aan sterker te maken. Pas wanneer dit correct wordt uitgevoerd, kan er sprake zijn van rijkunst, omdat het paard dan geen trucjes heeft geleerd of wordt overvraagd, maar zuivere bewegingen kan maken die biomechanisch kloppend zijn. Een paard dat op deze manier wordt opgeleid, loopt minder kans op overbelasting, slijtage of andere blessures en wordt over het algemeen gezond oud. Academische rijkunst houdt dus in dat je nadenkt over het hoe en waarom van een bepaalde oefening. Hoe voeren we de oefening uit met het gunstigste effect voor het paard? Waarom deed men deze oefening vroeger? En waarom doen we dit nu? Deze opleiding van mens en paard vormt de basis voor de Academische Rijkunst, maar ook voor alle andere manieren van rijden.

4 Hoe kun je problemen voor zijn?

Je kunt voor de grote problemen ontstaan, al veel zien aan het gedrag van het paard. Tijdens mijn opleiding tot Tinley Gedragstherapeut leerde ik de kleinste verschillen al te duiden. Een paard dat een keer met zijn staart zwiept of heel boos keek als hij een schoftje opgelegd kreeg. Daar deed de eigenaar dan laconiek over, maar alles heeft een reden. Een paard wil dan duidelijk iets vertellen, maar mensen negeren de signalen. Vanwege veel slecht passend harnachement en tuig heb ik een zadelpasopleiding gevolgd. Ik kom veel slecht passende schoftjes tegen. Als er een nieuw zadel moet komen, dan is het heel normaal om een zadelpasser te laten komen, maar bij tuigen zie je dat toch weinig.

5 Wat doe je met al je verzamelde kennis?

Ik geef lessen, zowel onder het zadel als voor de wagen. Meestal begin ik met grondwerk. Aan de hand kun je paarden makkelijk oefeningen aanleren zonder dat je ze op welke manier dan ook belast. Ik werk dan ook met de lange teugels, want dat is een mooie afwisseling. Piaffe en passage hoeft niemand voor mij te doen, maar het paard moet wel in balans bewegen en wenden. Ik maak tijdens het grondwerk of aan de lange teugels veel gebruik van zijgangen om het paard soepel te maken en te houden. Schouderbinnenwaarts en travers zet ik al snel in om het paard te verbeteren, niet omdat dat in een bepaalde dressuurklasse vereist is.

6 Je gaat dus niet voor de snelle manier?

Ik bied nooit een quick fix aan, maar uiteindelijk een paard dat wel beter in zijn vel zit en makkelijker beweegt. Over dat mooie plaatje mag je best wat langer doen! Ik zoek verbetering, niet direct perfectie, want daar komt vaak te veel druk bij kijken waar paard en trainer nog niet aan toe zijn. In de Academische Rijkunst is sprake van een bepaalde structuur, dat mis ik een beetje in het mennen.

7 Wat wil je menners nog meer meegeven?

Denk na over waar je mee bezig bent en verdiep je in de biomechinica van je paard. Dan wordt alles veel logischer. Ik ben ook Centered Riding-instructeur en de daarbij behorende technieken gebruik ik veel tijdens het mennen. Bijvoorbeeld, er komt een tractor aan. Degene die aan de leidsels zit, vindt dat spannend en dan zeg ik: ‘even inademen en heel diep uitademen’, dan volgt automatisch ontspanning. Je eigen ademhaling is van grote invloed.

8 Wat is je doel?

Ik probeer ook bewustzijn te creëren; sommige menners zetten hun paard één keer per week voor de wagen, terwijl het paard verder niets doet en gaan dan drie uur knallen in het bos. Daar wordt een paard niet beter van. Ik vind het superleuk als de paarden en mensen gaan snappen wat ik zoek, waarbij ik goed in de gaten houd wat mens en paard wel of niet kunnen. De een leert nu eenmaal wat sneller dan de ander. Van iedere les probeer ik een uitdaging te maken, het punt helder te krijgen waar we naartoe willen. Het ‘waarom’, vormt de rode draad. Ik heb zeker niet altijd antwoorden, maar blijf wel zoeken.

9 Waar men je zelf mee?

Met mijn negenjarige Friese merrie Riekje en de Fries van menvereniging De Paardengroep. De gezelligheid van het mennen heeft veel aantrekkingskracht voor mij. Je doet het niet alleen, maar altijd met meerdere mensen. Ik woon in Bennekom, hier kun je heerlijk buitenrijden. Ik neem vaak mensen mee die zelf niets hebben met mennen, maar het wel leuk vinden om een middag op de menwagen de bossen in te gaan. Mijn vriend Edwin heeft inmiddels ook het menbewijs gehaald.

10 Rijden en mennen we over tien jaar nog?

Natuurlijk wel, want ik zie niet in waarom mennen een paard schade zou toebrengen. Mits natuurlijk op de goede manier uitgevoerd. De uitdaging is om paardenwelzijn op een hoger level te brengen zonder daarbij het paard te vermenselijken.

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding